Het lijkt alweer lang geleden, maar 2,5 jaar geleden kwam corona Italië binnen. De horrorbeelden uit Bergamo van lijkkisten die werden afgevoerd in legertrucks schokte Europa. Stond dit ons te wachten? AzzurroMagazine keerde terug naar de trotse stad waar het begon en waar het trauma nog altijd voelbaar is.

Don Mario Carminati is pastoor in de San Giuseppe kerk in Seriate, een dorp net ten oosten van Bergamo. Hij wijst in zijn godshuis naar het middenpad. „Als je goed kijkt kan je nog zien waar ze hebben gestaan, de lijkkisten.” Tussen de houten kerkbanken op de marmeren vloer zijn in het tegenlicht vage langwerpige vlekken te zien, de tientallen kisten hebben krassen op de kerkvloer achtergelaten. „In totaal hebben wij hier 270 overledenen te gast gehad.”

 

De stad Bergamo wist enkele weken na de uitbraak in februari niet meer waar het met haar doden heen moest. De kerkhoven waren vol, net als de crematoria. De kerk van Don Mario diende als opslagplaats voor lijkkisten omdat hij modern en ruim is. De pastoor laat een foto zien die voor het altaar aan de muur hangt. Het is een beeld van kerkbanken tegen de muur geschoven en twee rijen lijkkisten aan weerszijden van het middenpad. Op elke kist een post-it met een nummer. „Dat nummer fungeerde als identificatie, de burgerbescherming hield dat bij en om de zoveel dagen kwam het leger. Militairen desinfecteerden de kerk en namen de kisten mee. Twintig, dertig per keer.”

De foto in de kerk is iconisch. Met de rijen lichtbruine kisten in Don Mario’s kerk begon een jaar geleden de tragedie van Bergamo langzaam door te dringen tot de rest van Italië en Europa. Echter, pas toen er foto’s en video’s verschenen van militaire voertuigen die lijkkisten wegbrachten daalde de realiteit echt in. „Een beeld zegt meer dan duizend woorden,” herinnert burgemeester Giorgi Gori zich. „Ik heb geprobeerd aan collega’s in de hele wereld uit te leggen wat er aan de hand was, maar dat mocht niet baten. Pas toen die vrachtwagens door de straten van Bergamo reden, begrepen ze het.”

 

Nog altijd is de provincie Bergamo met 6000 slachtoffers (op 1,1 miljoen inwoners) tijdens de eerste golf het zwaarst getroffen gebied in de westerse wereld. De tragedie begint net buiten de stad Bergamo in het regionale ziekenhuis van het aangrenzende Alzano Lombardo. Op zondag 23 februari worden daar de eerste twee besmettingen in het gebied vastgesteld, maar in tegenstelling tot Codogno, waar twee dagen eerder de Italiaanse patiënt nul wordt gevonden, wordt het dorp niet van de buitenwereld afgesloten.   

Het Pesenti Fenaroli wordt al snel het centrum van Covid 19 uitbraak, het ziekenhuis wordt overspoeld met corona-patiënten en steeds meer personeel valt ziek uit. Het wordt voor directeur Giuseppe Marzulli met de dag moeilijker het rooster vol te krijgen. „Op een gegeven moment was er in het hele ziekenhuis nog maar één anesthesist beschikbaar. Alle andere waren ziek, hij heeft toen 36 uur achter elkaar doorgewerkt.”

 

Zoals gevreesd slaat de epidemie al snel over naar de stad Bergamo. Het aantal besmettingen in Bergamo en omgeving loopt vanaf die laatste week van februari pijlsnel op. Het stedelijke Giovanni XXIII ziekenhuis, één van de grootste ziekenhuizen van Italië, loopt in twee weken vol. Op 23 februari melden zich zeven mensen met Covid verschijnselen in het ziekenhuis, half maart zijn dat er elke dag rond de honderd. „We begonnen met 75 plekken op de Intensive Care,” vertelt Luca Lorini, hoofd van de reanimatie afdeling van het Giovanni XXIII. „Op 15 maart hadden we er honderd en die lagen allemaal vol met Covid-patienten aan de beademing.”

Volgestouwde ziekenhuisgangen, uitgeputte artsen en verpleegkundigen, angstige Italianen; in Bergamo lijkt de pest na vijfhonderd jaar opnieuw te hebben toegeslagen. De wereld kijkt met verbijstering toe. 

Ook het aantal corona-slachtoffers in het gebied stijgt snel, op 24 februari overlijdt de eerste Bergamasco aan het virus, tweeënhalve week later sterven er bijna vijftig op een dag. „Ik had het gevoel in de loopgraven te staan, letterlijk,” herinnert burgemeester Giorgio Gori zich. „De stad was verlaten, het gemeentehuis was verlaten. Ik ging elke dag naar kantoor en was hier alleen, samen met twee assistenten.” Hoewel hij zijn best doet formeel over te komen, is de emotie onderhuids voelbaar. Gori’s ogen dwalen regelmatig af naar het plafond, zijn gedachten naar die tragische maanden in het voorjaar van 2020. „Maart en april waren absurd, pas in mei werd het weer een beetje dragelijk.” 

Hard werken hielp de burgemeester op de been te blijven en zich niet te laten verlammen door de omstandigheden. Gori vult zijn lange dagen met het regelen van beschermende kleding die volledig ontbrak, het organiseren van vrijwilligers om het medisch personeel bij te staan en het bestuderen van het virus. „Mijn broer is arts, specialist in infectieziekten en werkt in het Policlinico ziekenhuis in Milaan. Ik zat uren met hem aan de telefoon, ik wilde begrijpen wat er aan de hand was.”   

 

In de lege straten van Bergamo rijden alleen nog tientallen ambulances, de sirenes uitgeschakeld om de geschrokken bevolking niet nog zwaarder te belasten. Soms uren zoekend naar een ziekenhuisbed om hun patiënt af te leveren. Ook de kerkklokken zwijgen. Het aantal doden is zo groot dat de klokken de hele dag door rouw zouden moeten luiden. De kerkhoven hebben geen plek meer, het enige crematorium van de stad draait vierentwintig uur per dag door maar kan de stroom lichamen niet aan en lijkkisten worden schaars. 

Het is 18 maart vroeg in de ochtend als een colonne militaire vrachtwagens Bergamo verlaat. In de ochtendschemer rijden zeventig legervoertuigen vanaf het monumentale kerkhof, midden in de stad, naar andere delen van Italië om de overledenen te cremeren. Bergamo is verslagen door het virus.

Antonio Fusco lag ook in één van die vrachtwagens. „We wisten twintig dagen lang niet waar mijn vader was,” vertelt zijn zoon Luca. Fusco senior overleed op 11 maart in een verzorgingstehuis buiten de stad. Hij was herstellende van een lichte hersenbloeding, maar was verder in goede gezondheid. „Hij werkte nog gewoon.” Toch overleed hij in relatief korte tijd aan het virus. „Na zijn dood hebben we de begrafenisondernemer gebeld in het dorp waar hij overleden is,” vertelt zoon Luca. „We kwamen erachter dat Covid slachtoffers niet aangekleed worden. Mijn vader is in een gedesinfecteerde doek gewikkeld en zo in de kist gelegd.” Anderen hebben minder geluk en worden bij gebrek aan een houten kist in een zwarte lijkzak geritst en afgevoerd. Antonio Fusco wordt vervolgens met andere slachtoffers in een legertruck geladen en vervoerd naar een crematorium buiten de regio Lombardije. Na bijna drie weken zoeken ontdekt Fusco dat zijn vader in Cuneo, 300 kilometer naar het westen, is gecremeerd en brengt zijn vader’s as weer naar huis. Eindelijk kunnen ze afscheid van hem nemen.

Luca Fusco vertelt het verhaal gelaten, maar zijn zoon Stefano is verdrietig. „Voor mij, en voor velen van mijn generatie, zijn opa’s en oma’s een baken, een houvast,” vertelt hij met tranen in zijn ogen. „In Italië heb je een uitdrukking; als een oudere overlijdt dan verbrandt er een bibliotheek. Hier in Bergamo is een hele reeks aan bibliotheken verbrand. Een hele generatie is weggevaagd.”

Maar Stefano is vooral ook boos, nog steeds. Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hier in het welvarende en goed georganiseerde Lombardije?

„Het niet instellen van de rode zone is de belangrijkste oorzaak,” zegt de in Bergamo geboren en getogen journaliste Francesca Nava. Ze werkt voor de Italiaanse televisie en schreef het boek Il Focolaio (De Brandhaard) over de drie maanden die haar geboortestad voor altijd veranderde. Terwijl Codogno en Vo’ na de eerste besmetting op 20 februari hermetisch werden afgesloten bleven in Bergamo en omgeving mensen gewoon elke dag naar hun werk gaan. „Het economisch belang van dit gebied is groot, de provincie Bergamo is één van de meest geïndustrialiseerde en welvarende gebieden van Europa. Grote bedrijven hebben druk uitgeoefend op de politiek om open te blijven uit angst voor omzetverlies.” 

Het is volgens Nava vooral de vereniging van industriëlen, de Confindustria Lombardia, die regiopresident Attilio Fontana heeft weten te overtuigen af te zien van de rode zone; Lombardije moest blijven doordraaien. „Confindustria voorzitter Marco Bonometti is ook eigenaar van een bedrijf dat auto-onderdelen produceert en heeft in het enige interview dat hij over de pandemie heeft gegeven, gezegd dat hij zijn bedrijf niet stil kon leggen omdat hij net Jaguar had binnen gehaald.” 

Ook na aandringen wil Confindustria Lombardia niet met deze krant praten, net als de lokale afdeling van de Confindustria in Bergamo en verschillende grote bedrijven in het gebied, zoals remmenfabrikant Brembo en elektrotechnisch bedrijf ABB. Er is genoeg over gezegd en geschreven, is de teneur van de afwijzende e-mails. „Eigenlijk verwijt ik die bedrijven niet zoveel,” geeft Nava toe. „Bedrijven willen geld verdienen, het is de politiek die de boel plat had moeten leggen.”

      

En het is de politiek die het laat afweten. Al sinds maart vorig jaar beschuldigen het regiobestuur van Lombardije en de centrale regering in Rome elkaar van nalatigheid. Volgens president Fontana had, inmiddels ex-, premier Conte een rode zone moeten instellen in de provincie Bergamo, volgens de premier had het regiobestuur dat zelf kunnen beslissen. 

Pas op 8 maart, dus twee weken na de eerste besmettingen in het ziekenhuis van Alzano Lombardo, gaat Lombardije in lockdown. De meeste bedrijven in het gebied blijven echter gewoon doordraaien, pas als op 23 maart premier Conte per decreet alle niet strategische bedrijven sluit, is er sprake van een productiestop.  

De ziekenhuizen zijn dan al overspoeld door Covid patienten, IC’s zijn overvol en ambulancepersoneel  weet niet waar ze patiënten moeten onder brengen. Het ‘Modello Lombardo’ blijkt niet bestand tegen een noodsituatie. „De problemen van de gezondheidszorg in Lombardije zijn pijnlijk duidelijk geworden,” zegt Luca Lorini van het Giovanni XXIII ziekenhuis in Bergamo. De gezondheidszorg in Lombardije staat op een heel hoog niveau, maar is vooral geconcentreerd rondom ziekenhuizen. Eind vorige eeuw besloot het regiobestuur ruim baan te geven aan private ondernemers in de gezondheidszorg. Dat levert goede, en winstgevende, ziekenhuizen op, maar de huisarts is vergeten. Alleen al de stad Milaan komt ruim 200 huisartsen tekort. „Mensen werden ziek, er kwam geen arts bij ze thuis en dus gingen mensen naar het ziekenhuis.”

Het ziekenhuis als aanjager van de pandemie met als belangrijke factor de bedrijvigheid, de internationale contacten en de politieke gevoeligheid voor economische macht. De sociale omstandigheden van Bergamo waren perfect voor de verspreiding van een virus. Het gevolg is zesduizend officiële doden en een getraumatiseerde stad. „Er is in Bergamo geen familie die niet iemand, een familielid of vriend, heeft verloren,” zegt Don Mario, zijn priesterlijke glimlach verdwijnt van zijn gezicht. „Ik heb zelf drie neven, van 34, 36 en 69 jaar, verloren.” 

De late middagzon kleurt het interieur van zijn kerk oranje, maar de warmte kan het verdriet niet verdringen. „Mijn neef van 34 heeft vijf maanden in het ziekenhuis gevochten tegen het virus, hij overleed in augustus. De week voordat hij in maart ziek werd, liep hij nog met zijn vrienden in de bergen.”   

Iedereen in Bergamo heeft een verhaal, driehonderdvijftig verhalen in de stad alleen. Officieel. Maar volgens burgemeester Gori zijn het er minstens twee keer zoveel. „Half maart zag ik elf pagina’s met overlijdensberichten in de lokale krant en dat kwam niet overeen met de officiële cijfers van de regio Lombardije. Ik heb toen de burgerlijke stand gebeld.” 

Het werkelijke aantal slachtoffers in Bergamo is zeker twee keer zo hoog, de oversterfte in maart en april 2020 bedraagt 700 mensen. De meesten zijn alleen gestorven, in hun eigen huis of het bejaardentehuis zonder dat er een diagnose is gesteld of een dokter ze heeft gezien. Anoniem.

Vader en zoon Fusco vertegenwoordigen met hun stichting Noi Denunceremo (Wij klagen aan) ruim driehonderd van die tragische verhalen. Namens de familieleden van slachtoffers van de corona-epidemie hebben ze een rechtszaak aangespannen tegen de Italiaanse overheid, ‘pandemie door schuld’ is de aanklacht. Ex-premier Conte, de minister van Volksgezondheid Speranza en het regiobestuur van Lombardije zijn inmiddels als getuigen gehoord in die zaak. „Mensen hebben recht om te weten wat er gebeurd is en wie er verantwoordelijk is,” zegt Stefano Fusco. 

Op 28 juni herdenkt president Mattarella samen met de burgemeesters uit de regio alle slachtoffers van Bergamo en omgeving. Tijdens een indrukwekkende ceremonie op het monumentale kerkhof van de stad legt de president een krans bij de gedenksteen en noemt hij Bergamo ‘het gewonde hart van Italië’. De epidemie heeft Bergamo voor altijd veranderd, de wond is diep maar de stad lijdt in stilte, ook burgemeester Gori. „Het pijnlijkste is dat er hier in Bergamo nooit een definitieve lijst met corona-slachtoffers zal zijn. We kunnen nooit een gedenksteen met namen oprichten, omdat de kans groot is dat we iemand vergeten.”

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *