‘La perla dello Ionio’ wordt het stadje genoemd, de Parel van de Ionische kust. En toegegeven: Taormina, hooggelegen op een rots boven een azuurblauwe baai en met zijn smalle straatjes en zijn antiek Griekse theater, is een prachtig stadje. Maar het is niet het enige in de Valle d’Agrò, een vallei halverwege Catania en Messina aan de Siciliaanse oostkust.

Het is nog stil op de Piazza IX Aprile, het centrale plein dat de Corso Umberto in Taormina in tweeën breekt. Het gerinkel van de koffiekopjes overstemt het geroezemoes op straat. Op het met mozaïek ingelegde tafeltje staat een ‘granita al limone con brioche’, het typisch Siciliaans ontbijt. Het waterijs is er in verschillende smaken, maar de traditie wil dat het van citroen is gemaakt. De citroen verfrist en de zoete brioche geeft substantie. Na het ontbijt, een korte wandeling over de dan nog koele Corso Umberto naar het station van de ‘funiculare’.

 

De ochtendzon maakt van de plexiglazen cabine van de kabelbaan een oven, want ook al is het pas 9.00 uur de temperatuur ligt ruim boven de vijfentwintig graden. Langzaam zakt het liftje van Taormina langs de bergwand, richting Isola bella, de heftig begroeide rots midden in de baai van Taormina, waarvan je een adembenemend uitzicht hebt op de vulkaan de Etna. Het kiezelstrand is al behoorlijk vol, zeker de helft van de strandbedjes – allemaal met dezelfde donkerblauwe parasol – is bezet.

Om de drukte te ontvluchten is een ritje van twintig minuten naar het zuiden met een gehuurde genoeg, daar ligt Giardini Naxos, behalve badplaats met lange zandstranden ook de eerste Griekse nederzetting op Sicilië. Hier zijn de parasols geel-blauw. Naxos ligt op een schiereiland en werd in 734 voor Christus gesticht door kolonisten uit Calcide en de Cycladen. Van die oeroude geschiedenis is niet zo heel veel meer te zien. In het Archeologische Park en Museum kan je je met heel veel fantasie een voorstelling maken van hoe het ooit was. In het bijkans uitgestorven park, uw verslaggever is zo’n beetje de enige, zijn her en der muurtjes en vuurplaatsen uitgegraven. Aan de opstelling van de stapels stenen valt op te maken of het ooit een huis of een stadsmuur is geweest. Pas in het bijbehorende museum wordt echt duidelijk hoe Naxos ten tijde van de oude Grieken eruit moet hebben gezien. Geïllustreerde plattegronden en een spectaculaire verzameling gebruiksvoorwerpen, waaronder prachtige helmen, maakt een bezoek aan het ‘Parco e Museo Archeologico di Naxos’ meer dan de moeite waard. Het contrast van de rust in het park en de drukte op het strand is groot en dat terwijl de twee nog geen honderd meter van elkaar afliggen.

Op de boulevard rijden auto’s met de ramen open en de radio hard aan heen en weer, ogenschijnlijk op zoek naar een parkeerplaats, maar in werkelijkheid zonder echt doel. Of het moeten de meisjes in bikini en pareo zijn die richting het strand lopen. Vanaf de punt van het schiereiland wordt de boulevard omzoomt door restaurants, met uitzicht op de halve maan-vormige baai, en typisch Italiaanse ‘stabilimenti’, strandtenten waar je moet betalen om op het strand te komen. Voor een dagje je eigen strandbed en parasol betaal je al snel zeven euro, inclusief uitzicht op het azuurblauwe water, maar exclusief drankjes. Een ochtend hangen op je strandbedje, maakt hongerig. Nu kun je meestal in de ‘stabilimenti’ ook lunchen– een ‘pasta alle vongole’ is zo gemaakt –   maar voor een echte Siciliaanse lunch is het beter uit de strandstoel te komen en een wandeling langs de boulevard te maken.

Lunchen kan eigenlijk overal langs het strand en de gemiddelde kwaliteit is hoog, maar La Cambusa, helemaal aan het einde van de baai, is een absolute aanrader. Het jonge, enthousiaste personeel combineert de Siciliaanse culinaire traditie met vernuft, de pasta met tonijn en munt is ronduit spectaculair evenals het uitzicht op de baai van Giardini. Gegrilde vis als hoofdgerecht en de profiterole met chocola en vanille na en de lokroep van het strandbedje wordt onweerstaanbaar.

 

Zodra de hitte weer draaglijk wordt, is het tijd weer op de Vespa te stappen en langs de bochtige kustweg 18 kilometer naar het noorden te rijden om vervolgens via vier kilometer haarspeldbochten uit te komen in Savoca, volgens het Italiaanse Bureau voor Toerisme één van de mooiste dorpen van Italië. Regisseur Francis Ford Coppola koos het dorp in 1971 uit om de Siciliaanse scenes van zijn eerste Godfather film te draaien. De bar waar Al Pacino als Michael Corleone de vader van zijn aanstaande bruid Apollonia ontmoet, is Bar Vitelli op het centrale plein van het dorp. De bar staat er nog steeds zo bij als 44 jaar geleden, alleen de wankele rieten stoeltjes en houten tafeltjes op het terras zijn onlangs vervangen door moderne aluminium exemplaren. Dat kon pas nadat de oude eigenaresse, ‘Zia Maria’, in 2013 overleed, zij wilde absoluut niet dat er iets in de bar veranderd werd. Inmiddels zwaait de man van haar nicht, Lorenzo Motta  – lichte broek, wit overhemd en een lichte Panama met zwarte band – de scepter. Behalve bar is Vitelli ook een klein ‘Godfather’ museum, in de ruimte rechts van de ingang zijn foto’s te zien van de filmopnames. ‘Coppola kwam hier eigenlijk bij toeval terecht,’ zegt Motta. ‘Een van de producenten, dus diegenen die in Amerika geld in de film stopten, is een verre neef van ons.’ De film is voor Bar Vitelli en Savoca 44 jaar na dato nog steeds handel. Bussen vol toeristen komen kijken op welke stoel Al Pacino in 1971 een biertje dronk of waar hij de heuvel afkwam nadat hij met zijn Apollonia getrouwd was.

Savoca, een dorp van 1661 inwoners, stond in de zomer van 1971 drie weken op zijn kop. Een zwerm Amerikaanse filmmensen streek neer en veranderde het slaperige dorpje in filmset en de inwoners in figuranten. Vincenza Cicala was de enige sprekende figurant in de film. Zij speelt de moeder van Apollonia, Michael’s bruid, uitgekozen door regisseur Francis Ford Coppola: ‘omdat ik de mooiste van het dorp was,’ zegt ze met een glimlach. Ze is te zien in de scene waarin Al Pacino voor het eerst op bezoek komt bij zijn aanstaande schoonfamilie en een cadeau voor Apollonia meeneemt. Waarop Cicala haar enige woord in de film spreekt: ‘Aprilo’. (Open het maar). De goedlachse vrouw in haar gebloemde schort is zeer wel bereid haar verhaal te vertellen. ‘Regelmatig bellen mensen hier en vragen me hoe het was op de filmset.’ Haar huis is halverwege Bar Vitelli en de kerk van Santa Lucia waar de bruiloft plaatsvindt in de film. Een aardige klim, die te voet moet want gemotoriseerd verkeer is in dit deel van het dorp ten strengste verboden.

 

De zon is inmiddels achter de bergen weggezakt, het is tijd om terug te gaan naar Taormina, want het grote flaneren op de Corso Umberto is begonnen. Eindeloos heen en weer slenteren in je mooiste kleren en kijken of anderen je wel zien.

 

Een heerlijk schouwspel om vanachter een cocktail op het terras van het hippe jazzcafé Re di Bastoni te bekijken tot diep in de nacht.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *