Deze week is het alweer tien jaar geleden dat de midden-Italiaanse stad L’Aquila werd getroffen door een verwoestende aardbeving. 309 Mensen kwamen om het leven, 1500 mensen raakten gewond en ruim 60 duizend mensen raakten hun huis kwijt. Een klap die de stad ook na tien jaar nog niet boven is.

 

‘Terremoto! Terremoto!’, hoor ik in mijn halfslaap. Als ik mijn ogen open doe kijk ik in het verschrikte gezicht van mijn vriendin. Het is half vier en ik knipper naar het licht. De lamp aan het plafond schudt vervaarlijk heen en weer. ‘Terremoto!’, roept mijn vriendin weer. Ik voel niks en wil gewoon verder slapen. ‘Niks aan de hand,’ mompel ik nog. Om half zeven schrik ik wakker van de telefoon. ‘Giel Beelen’, zie ik in mijn scherm. ‘Dan was het toch heftiger dan ik dacht’, schiet er door mijn hoofd en neem de telefoon op. ‘Goedemorgen, Giel. Ja hoor, tuurlijk wil ik zo in de uitzending.’ Ik loop naar de de woonkamer, zet de televisie aan en realiseer me dat er zich die nacht een ramp heeft voltrokken. Beelden van ingestorte huizen en mensen die gewikkeld in dekens door de van de stof mistige straten van een verwoeste stad lopen. Op 3FM vertel ik aan Nederlandse luisteraars dat ik die nacht, op zo’n 100 kilometer van het epicentrum, lag te schudden in mijn bed. Dat er, waarschijnlijk, doden te betreuren te zijn en dat ik later die dag af zal reizen naar de rampplek. Er zullen nog veel live telefoontjes volgen. In de uren daarna maak ik afspraken met verschillende opdrachtgevers hoe hen te bedienen. Ik ga voor EenVandaag beelden maken, voor de Wereldomroep live bijdragen verzorgen en met Andrea Vreede voor de NOS reportages maken.

Ik pak mijn cameratas, mijn statief en wat proviand, want het is maar de vraag of ik in L’Aquila zal kunnen eten. Onderweg lijkt het allemaal wel meevallen, tot tien kilometer voor L’Aquila is er niets te zien. Dan ineens moet ik, verplicht, van de autostrada af en rijd over de provinciale weg langzaam het aardbevingsgebied binnen. De eerste scheuren in de muren maken indruk, maar zijn niets vergeleken bij wat me te wachten staat. Intussen verhaalt de radio al over meer dan honderd doden. Als ik L’Aquila binnen rijd valt me vooral de enorme stofwolk op die boven de stad hangt. Ambulances, politiewagens en legervoertuigen rijden af en aan. Toch is er weinig controle, ik parkeer hartje centrum. Op nog geen honderd meter van ‘la casa dello studente’, de plek die later het symbool zal worden van de aardbeving. Acht studenten komen om als blijkt dat het pand waarin ze wonen niet gebouwd is volgens de regels en instort. Op het moment dat ik mijn auto parkeer wordt er nog verbeten naar de studenten gezocht.
Gewapend met mijn camera loop ik de binnenstad in. Een half ingestorte kerk, weggeslagen buitenmuren en daartussen verdwaasde mensen die vol ongeloof naar hun huis staren. ‘Gelukkig hebben we elkaar nog,’ een oudere man houdt de hand van zijn vrouw vast. In de garage onder zijn zwaar beschadigde huis staat een gloednieuwe Alfa Romeo, waarschijnlijk zijn laatste auto, gekocht na zijn pensioen. De garagedeur staat half open omdat de zijmuren naar binnen gevallen zijn. De Alfa zal de garage nooit meer kunnen verlaten.
Ik werk hard door om alles op tijd in Hilversum te krijgen, zonder te beseffen wat ik eigenlijk zie. Na drie dagen ellende, te weinig slaap en een heftige naschok, ben ik weer thuis.

 

Dit is wat ik aantref toen ik tien jaar geleden L’Aquila binnenreed.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *