U bent nieuw hier, nietwaar?’ Ineens stond hij voor me, zijn linkerwijsvinger priemde in mijn richting, dus hij had het tegen mij. ‘Ik woon hier nog niet zo lang, inderdaad,’ antwoordde ik enigszins beduusd. Mijn zoontje van toen nog geen jaar keek me vanuit zijn draagzak vragend aan. Ik keek de man aan en twee helderblauwe, nieuwsgierige ogen staarden vanachter zijn bril terug. Onder zijn wat grauwe jas zag ik een priesterboord en in zijn rechterhand hield hij de lijn van een grote, wat kreupele, herdershond vast. Hij informeerde waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe onderweg was. En opnieuw gaf ik, uit het veld geslagen door zoveel brutale nieuwsgierigheid, antwoord. ‘Uit Nederland.’ ‘Naar het kinderdagverblijf.’
Voordat hij nog wat kon vragen mompelde ik dat ik moest opschieten omdat anders de kleine te laat op school zou komen en zette de pas erin.
Op de terugweg van de crèche maakte ik mij pas boos om de nieuwsgierigheid van de priester. Waar bemoeit die man zich mee!
Verspilde moeite, de katholieke kerk is in Italie overal; een kerk op elk plein, de zegen van de Paus elke zondag om 12.00 uur op televisie en, dus, elke wijk- of dorpspriester die graag wil weten wie je bent en wat je komt doen. Je kan er niet omheen. Het katholicisme zit ingebakken in het Italiaanse leven, in de Italiaanse ziel.
Inmiddels is onze zoon bijna vier en zit hij op een gemeentelijke kleuterschool. Boven het bureau van de juf hangt Jezus aan een kruis. Niemand vindt dat raar. Als ik aanvoer dat in de Italiaanse grondwet van 1947 de scheiding tussen kerk en staat toch echt is vastgelegd en dat dus dat kruisje daar niet zou moeten hangen, kijken de andere ouders mij vreemd aan. ‘Italie is een katholiek land.’ Dat de leraren van de ‘ora di religione’ uitgekozen worden door het Vaticaan en dat daarmee de godsdienstles feitelijk katholieke catechese is, dat vindt iedereen volstrekt normaal. Alleen die koppige ‘Olandese’ niet.
De Basilica di Nostra Signora di Guadalupe is de belangrijkste kerk in mijn wijk aan de noordwest-rand van Rome. Een klein rood-oranje gepleisterd architectonisch meesterwerkje uit de jaren twintig van de vorige eeuw dat het gezicht van het plein ervoor bepaalt. Erachter het geluid van kinderstemmen en een stuiterende bal. Mijn zoontje wil graag meedoen met de voetballertjes achter de kerk. Ik aarzel, voetballen op het kerkterrein?
‘Papa, kom nou’, hij duwt het hek open en loopt naar binnen. Achter de kerk twee voetbalveldjes met het modernste kunstgras en een volleybalveld. Dat ziet er goed uit, denk ik nog.
‘Buonasera.’ Diezelfde nieuwsgierige blauwe ogen achter die bril. ‘Fijn dat u hier bent.’ Mijn zoontje holt achter een bal aan in de ondergaande zon op de mooiste voetbalveldjes van de wijk. De Katholieke kerk heeft namelijk altijd de mooiste veldjes van de wijk, daarom is iedereen katholiek in Italie, ook mijn zoontje van nog geen vier.
Alleen zijn calvinistische papa heeft er nog wat moeite mee.