Maandagochtend. Met een diepe zucht en een steen in mijn maag word ik om half zeven wakker. Vandaag gaat het dan toch echt gebeuren: ik ga een codice fiscale aanvragen. Dit is een Italiaans Burgerservicenummer dat iedere inwoner van het land (ook al is het tijdelijk) nodig heeft om zijn zaken hier goed te kunnen regelen. Mijn huisgenoten waarschuwden me de avond van tevoren al: zorg dat je op tijd bent, neem een boek mee en lunchpakketje, want het kans soms een halve dag duren voordat je aan de beurt bent.
Het agenzia delle entrate waar ik mijn Codice Fiscale aanvraag, gaat om tien over negen open. Ik wil er al om half negen zijn, in verband met de lange wachtrij. Als ik om vijf voor half negen de hoek van de straat omloop, zie ik al mensen ongeduldig wachten. Ik ben blijkbaar niet de enige die aangeraden is op tijd te zijn.
Gewapend met de juiste formulieren en een kopie van mijn paspoort, rijbewijs en een uittreksel van mijn geboorteakte (better be safe than sorry) sluit ik achter in de rij aan. Naast me wrijft een jongen van mijn leeftijd de slaap uit zijn ogen. Ik kijk hem aan: “Goedemorgen”, groet ik hem hartelijk. Ik krijg een grom terug.
Klokslag tien over negen: de deur gaat open en de ongeduldige rij komt langzaam in beweging. “Mijn kinderen zijn ziek, dus ik wil eerst”, excuseert de vrouw naast me zich en elleboogt zich naar voren. “Ik moet mijn moeder verplegen die is slecht ter been”, roept een man achterin de rij.
Terwijl een aantal streng uitziende beambten toeziet op de hele meute, trek ik een nummertje, 51. En we zijn bij nummer vijf. Tijd voor een kop koffie en het eerste hoofdstuk uit mijn boek. Anderhalf uur later ben ik aan de beurt en loop een ruimte in vol tafels achter plexiglas. “Het lijkt de Bijlmerbajes wel”, mompel ik zachtjes. Achter ‘mijn’ tafeltje een kale nors uitziende ambtenaar met een stierennek. Met de tip van mijn huisgenoot in het achterhoofd zet ik zet mijn grootste glimlach op: “blijf vriendelijk, open en rustig. Als ze je niet mogen wordt de zit nog langer”.
Enigszins vergenoegend presenteer ik hem alle documenten. Hij leest alles op zijn gemakje door en maakt wat aantekeningen in de computer. Dan ineens verschijnt er een grote frons op het kale voorhoofd. “Paesi Bassi? Quale paese è?”. Nederland, welk land is dat? Enigszins verbaasd geef ik antwoord dat dat het land is waar ik vandaan kom en dat het ook wel “Olanda” wordt genoemd. Hij kijkt me aan en roept zijn collega. Zachtjes overleggen ze en ik hoor hem vragen of i Paesi Bassi inderdaad hetzelfde zijn als Olanda. De dame in kwestie kijkt me zuinig aan en zegt dat ze dat niet weet. Vervolgens wordt er een derde persoon bij geroepen.
Ondertussen pak ik mijn boek uit mijn tas en begin maar aan hoofdstuk drie. Met een beetje geluk heb ik het eind van de ochtend uit als het trio Kwik, Kwek en Kwak zo door blijft gaan. Na een discussie van zeker een uur en een kwartier komt de kale stierennek terug en kucht. “Sorry jongeman, we hebben besloten de ambassade te bellen om uw data te verifiëren. Als dat zo is, gaan we verder met de procedure”. “Va bene”, zucht ik. Na drie en een half uur was ik er wel een beetje klaar mee…
Ineens verschijnt de vrouw met het zuinige gezicht. Ze is zichtbaar opgelucht: Olanda en i Paesi Bassi zijn hetzelfde land. De procedure kan verder gaan. De norse man drukt twee keer op ‘Enter’ en overhandigt me het papiertje waar een heel lang nummer op staat. “Ecco, il codice fiscale”. Mijn mond valt open en ik kijk hem vol ongeloof aan. “Is dit alles?”, ik kijk hem met grote ogen aan. “Ja dit is alles,” snauwt hij. “Had u nog meer verwacht?” Als u meer informatie wilt, komt u morgen maar terug. Het is lunchtijd”.
Om één uur ’s middags sta ik eindelijk weer buiten. Mét een codice fiscale en een belangrijk detail om te onthouden: voortaan heb ik het alleen nog maar over Olanda.