Ochtend. Ik spring m’n bed uit en nog half in slaap sla ik de groene luifels van mijn raam open. De zon prikt scherp in mijn ogen. Ik rek me nog maar een keer goed uit en kijk mijn nieuwe straat in. “Florence, je bent er”, mompel ik zachtjes. Toch wat anders dan Tilburg waar ik getogen ben.
Ik kleed me aan om op zoek te gaan naar ontbijt. Italië heeft een keur aan koffiebarretjes waar je ontbijt kunt nuttigen, dus dat ga ik doen. Terwijl de zware deur van het complex waarin ik woon achter me dichtvalt, kijk ik om me heen. Verkeer. Drukte. Getoeter. Woeste gebaren. Twee omaatjes met boodschappentassen en een meneer die de hond uitlaat en zijn hond zeer onvoordelig midden op het trottoir laat plassen. Tot zover de straat.
Op aanraden van mijn Siciliaanse huisgenote loop ik naar de bar op de hoek. “Daar ga je wel aarden, caro”, knipoogt ze. Vijftien passen later sta ik voor enorme vitrines vol met dolci en panini en raakt de geur van verse koffie mijn neusvleugels. Tijd om naar binnen te gaan.
Ik doe de deur open en word vrolijk begroet door het bedienend personeel. “Buongiorno, Signore”, groet de dame achter de kassa. Ik groet haar hartelijk terug en bestel een caffè met een brioche con marmellata di albicocca. Mijn favoriet. Niets gaat boven een zoetbroodje met abrikozenjam en een sterke espresso in de ochtend. Ik blader terloops door de Corriere della Sera op de tafel in de hoek.
Na enkele minuten hoor ik gekuch achter me. “Mi scusi Signore…”, aarzelt de man achter me. “Waar komt u vandaan? Ik heb u nog nooit gezien in deze bar!”. Ik kijk de man aan: netjes gekleed, hoed op, een iets te lange jas aan waarover hij ongetwijfeld struikelend was binnengekomen.
De Italiaanse ballotage is begonnen.
In rap Italiaans vertel ik hem dat ik uit Nederland kom en wat mijn plannen zijn in dit land: lezingen en trainingen geven in bedrijven en gastcolleges aan universiteiten en hogescholen. Alles om verbinding en internationale samenwerking mogelijk te maken.
De man kijkt me met grote ogen aan en vraagt hoe oud ik ben. “25, meneer. En ik geloof dat in deze tijden leeftijd er niet meer echt toe doet. Maar dat de wil om er iets van te maken veel belangrijker is”.
De man zet zijn koffiekopje neer en kijkt me aan of hij het in Keulen hoort donderen. “Accidenti… dat is bijzonder. En werken in dit land?” hij fronst. “Ik wens u veel geluk meneer. Het is niet makkelijk”. Hij groet en wil weglopen, maar bedenkt zich bij de deur: “Signore, mag ik u nog één ding meegeven?”. “Natuurlijk”, zeg ik vriendelijk tegen hem. Op gedecideerde toon en met een heel andere blik in zijn ogen zegt hij “hou die wil vast en bisogna crederci”. Blijf erin geloven. Veel geluk!
Terwijl de deur achter hem dichtvalt, voel ik een tien paar ogen op me gericht. En voordat er nieuwe vragen op me worden afgevuurd, besluit ik mijn koffie en brioche te gaan betalen en naar de stad te lopen.
Genoeg ballotage voor vandaag.