‘Iedereen wist van de erbarmelijke omstandigheden’, zegt Lin You Lan in de rechtszaal. You Lan was de bedrijfsleider van Teresa Moda, een naaiatelier in de Toscaanse stad Prato waar bij een brand eind vorig jaar zeven Chinezen omkwamen. Geen van hen had een verblijfsvergunning. You Lan staat terecht voor dood door schuld en geeft haar verantwoordelijkheid toe, maar ze wijst nadrukkelijk de beschuldigende vinger naar de Italiaanse eigenaars van het pand en de gemeente. ‘De gebroeders Pellegrini hebben de slaaphokken in de loods gezien en gemeenteambtenaren hebben ze zelfs opgemeten om het tarief voor de afvalbelasting te berekenen.’
De rechtszaak tegen de Chinese bedrijfsleider legt een heel grijs gebied bloot waarin illegale naaiateliers goed kunnen gedijen.
In Prato, even ten westen van Florence, wonen naar schatting 25 duizend Chinezen. De helft daarvan illegaal. Het overgrote deel van de Chinezen werkt in de kleding industrie, zij maken wat hier ‘pronto moda’ wordt genoemd. Meisjes- en jonge vrouwenkleding van lage kwaliteit, gemaakt onder erbarmelijke omstandigheden in illegale naaiateliers.
‘Ik werk elke dag van 1 tot een uur of 7, 8. Nee, niet op zaterdag en vaak niet eens op vrijdag.’ Van onder zijn zwarte steile haren kijkt de jongen, – een jaar of zeventien met een vlassig snorretje en drie haren op zijn kin – de tolk verveeld aan. ‘Die man en die vrouw die daar zitten dat zijn mijn ouders. Ik woon hier, ja.’ Zijn woning is een loods en zijn slaapkamer een hok op een illegaal gebouwde houten verdieping boven de rijen naaimachines waar hij werkt.
Voor de gemeentepolitie van Prato, met zo’n 200 duizend inwoners de tweede stad van Toscane, zijn de invallen routine geworden. Zo’n drie keer per week klopt een patrouille aan op de deur van één van de bijna 5000 Chinese bedrijven in de stad. Meestal is er wat mis, ook vanochtend. Van de vijf werknemers die in het naaiatelier worden aangetroffen, blijken er vier zwart te werken en zijn er twijfels over de verblijfsvergunning van één van hen.
In de loods, tussen de rijen naaimachines, slingeren etenswaren en synthetische kleding rond. Een gasfles, LPG blijkt later, is provisorisch aangesloten op een krakkemikkig tweepitskookstel in het smerige keukentje. ‘Dit naaiatelier wordt gesloten, het voldoet niet aan de eisen,’ is de conclusie van de hoofdagent. ‘De combinatie wonen, werken en koken is niet toegestaan. Het gevaar voor brand is te groot.’
‘In 2013 hebben we 343 bedrijven gecontroleerd en bij 94% bleek iets mis,’ vertelt Aldo Milone. Sinds hij in 2008 wethouder van veiligheid werd heeft hij van de jacht op illegale, Chinese, naaiateliers zijn prioriteit gemaakt. ‘Bijna alle werknemers die we aantreffen worden zwart betaald en regelmatig verblijven ze illegaal in Italië. Een situatie die niet te tolereren is.’
Toch konden de vele controles een ramp niet voorkomen.
Op een anoniem industrieterrein aan de rand van de stad zijn de resten te zien van één van de vele Chinese naaiateliers. Gesmolten kleerhangers, vuilniszakken met te verzenden kleding, verbrande matrassen en knopen. Overal knopen. Op de deur van de loods de foto’s van de zeven Chinese werknemers, allen illegaal in Italië, die bij de brand omkwamen en daarnaast een vel papier met de handgeschreven woorden, ‘Il dolore non ha colore’, pijn heeft geen kleur. Waarschijnlijk was een slecht aangesloten gasfles de oorzaak van de brand. Zeer brandbare acryl kleding, afgesloten deuren en ramen en een niet functionerende brandblusser deden de rest. ‘Een aangekondigde ramp,’ zegt Monica Bianchoni, journaliste van de lokale krant La Nazione. ‘Men weet al jaren onder welke omstandigheden die mensen hier werken en wonen. Slechte hygiënische omstandigheden, slechte ventilatie en gevaarlijk rondslingerende gasflessen. Het is een wonder dat het niet al eerder is gebeurd.’ De aanpalende loodsen zijn allemaal hermetisch gesloten. De ramen verduisterd en de rolluiken op slot. Het gezoem van machines verraadt dat er binnen gewerkt, maar verder is er niemand te zien. ‘Als je hier ‘s avonds komt dan zie je licht door de verduisterde ramen sijpelen,’ vertelt Bianchoni. ‘En ruik je dat er eten wordt klaargemaakt, maar zien doe je hier nooit iemand.’
In de jaren negentig arriveerden de eerste Chinezen in Prato, maar pas deze eeuw kwam de immigratie goed op gang. Tussen 2000 en 2010 is de Chinese gemeenschap in de stad bijna vertienvoudigd. Officieel wonen er zo’n 11 duizend Chinezen, maar het zijn er veel meer. Schattingen lopen uiteen van 20 duizend tot 30 duizend, dat is zo’n 11 procent van de bevolking en daarmee is de Chinese gemeenschap van Prato relatief de grootste van Europa.
Het overgrote deel werkt in naaiateliers die zogenaamde ‘pronto moda’ produceren, meisjes- en jonge vrouwenconfectie van lage kwaliteit. De stof voor die confectie komt uit China en wordt via de haven van Rotterdam met vrachtwagens naar Prato vervoerd, daar wordt er kleding van gemaakt voor de Noord-Europese markt.
Deze parallelle economie heeft een geschatte omzet van 2,3 miljard euro en een winst van tussen de 680 en 800 miljoen euro, geld waarover vaak geen belasting wordt betaald. Volgens onderzoek van de Italiaanse fiscale politie is er tussen 2006 en 2010 4,5 miljard euro via Money Transfer kantoortjes naar China gesluisd.
De reden dat Chinezen nou juist naar Prato kwamen is eigenlijk vrij simpel. Prato is van oudsher een textielstad, een stad met veel loodsen die leeg stonden, sinds de textielindustrie in de jaren negentig van de vorige eeuw in het slop raakte. De infrastructuur was voor handen en veel Italiaanse ondernemers waren bereid die te verhuren of te verkopen, in de hoop er zelf beter van te worden. De Italianen konden de oneerlijke concurrentie echter niet aan en werden door de Chinezen overvleugeld.
‘Je kan niet tegen ze op,’ zegt ondernemer Paolo Nardi. Zijn bedrijf breit onderdelen van truien. ‘Kijk dit is het voorpand van een kabeltrui,’ roept hij boven het geratel van de breimachines uit. ‘De enige manier om met ze concurreren is op kwaliteit. Ik maak stoffen die zij niet kunnen maken.’ Nardi kan de concurrentie van de Chinezen op afstand houden, maar veel collega’s waren minder gelukkig. In tien jaar tijd is het aantal Italiaanse textielbedrijven in Prato en omgeving gehalveerd, zo blijkt uit een rapport van de provincie Prato. Het aantal Chinese kledingbedrijven is verdubbeld.
PHOTO
De impact van de Chinese gemeenschap is goed zichtbaar in de Via Pistoiese, een straat die vanaf de middeleeuwse stadsmuur naar de nabij gelegen stad Pistoia loopt. Dit is Chinatown, alle winkels – supermarktjes, bruidsmodezaken, kappers – worden gerund door Chinezen. De uithangborden zijn in het Chinees en ook alle mensen op straat komen uit het verre oosten.
Volgens Monica Bianchoni, verslaggever bij de lokale krant La Nazione, is de stadsmuur symbolisch voor de verhouding tussen de twee gemeenschappen. ‘De Italianen en de Chinezen leven met de ruggen naar elkaar toe. Er is nauwelijks contact, vooral omdat de meeste Chinezen geen Italiaans spreken.’
‘Ook wij hebben nauwelijks iets met Chinezen te maken,’ zegt textielondernemer Nardi. ‘Het is een parallelle wereld.’ Hij is het eens met de strenge controles van de gemeente, toch denkt hij niet dat dat de oplossing is. ‘Je zult mensen bij moeten brengen hoe het hier aan toe gaat, maar,’ voegt hij er aan toe. ‘Ik vrees dat de echte wil daartoe ontbreekt, omdat aan die 30 duizend mensen wel verdiend wordt. Wegjagen schaadt teveel belangen.’
Onlangs ontdekte de fiscale politie van Prato 80 duizend valse loonstroken in het bezit van lokale Chinese ondernemers. De loonstroken vormen de garantie voor het verkrijgen van een tijdelijke verblijfsvergunning voor hun illegale werknemers. Na de valse verblijfsvergunningen van eind vorig jaar is dit het tweede grote schandaal met officiële documenten in de Toscaanse stad. En ook de tweede keer dat de betrokkenheid van Italianen blijkt bij de fraude. Eind vorig jaar werd een ambtenaar van de burgerlijke stand gearresteerd op verdenking van het fabriceren van valse verblijfsvergunningen, dit keer waren er drie accountants betrokken bij het schandaal. ‘Het onderzoek heeft een uitgebreid crimineel netwerk aan het licht gebracht dat erop gericht is illegale immigratie te bevorderen en belasting te ontduiken,’ schrijft de fiscale politie in een verklaring. Ook bleek dat de Italiaanse instanties langs elkaar heen werken: het netwerk regelde loonstroken met voor de immigratiedienst voldoende inkomen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning, terwijl ze andere loonstroken regelde om zo min mogelijk belasting te betalen. De Italiaanse fiscus liep zo ruim 10 miljoen euro mis.
Een ander verontrustende ontdekking dat van de gecontroleerde bedrijven de eigenaar bijna altijd onvindbaar was en gerund worden door stromannen. Zo ook in ‘Teresa Moda’, waar eind vorig jaar zeven Chinezen in een brand omkwamen.