Al jaren verdiep ik mij in culture shocks, probeer ik internationale verbinding mogelijk te maken en daadwerkelijk te realiseren. Ik inspireer studenten met verschillende ervaringen en theorieën, zoek naar antwoorden op generaliserende vraagstukken en spreek met hartenlust over mijn geliefde Italië. Tot zover de theorie.. En toen, op een warme nazomerse dag maakte ik een rigoureuze keuze die alle daden bij de vele uitgesproken en geschreven woorden voegde: ik ga terug naar Firenze. En dan niet voor een paar dagen, maar voor onbepaalde tijd. Mijn hart volgen, ok, maar waar begin ik aan?
Daar sta ik dan op Eindhoven Airport in de rij voor het vliegtuig naar Pisa. ‘Niet teveel nadenken, gewoon doen’ houd ik mezelf groot. Voor mij in de rij nog twee Nederlanders en verder alleen maar Italianen met ‘I Love Amsterdam’ mutsjes en lodderige ogen van een lang weekend Amsterdamse coffeeshops. Ik hoor de twee Italiaanse jongens achter me over mij smoezen. “Wat zou hij gaan doen?”, vraagt de één. Voordat de ander kan antwoorden draai ik me lachend om en zeg in vloeiend Italiaans dat ik mijn hart ga volgen en in Italië ga wonen. Ze lachen betrapt en bewonderen mijn stoere stap. “Auguri Dottore, in bocca al lupo!”
Airborn! Maar nog voor het toestel het wolkendek raakt, ben ik al in een diepe slaap gevallen. ‘Windowblinds open, seat in the upright position’. Ik schrik wakker als we de landing inzetten. Het is zover: op naar mijn nieuwe thuis.
Het is al donker als ik op Pisa aankom. Met rechte rug en mijn schouders naar achteren sta ik boven aan de trap van het vliegtuig. De koele Italiaanse wind raakt mijn neusvleugels en ik adem diep in. Ik kijk om me heen: “dit is het dan. Hier moet het gaan gebeuren”. In een lichte roes en redelijk gespannen loop ik de terminal binnen, pak mijn koffers en wandel richting de transferbus naar Firenze.
De buschauffeur, een wat oudere man met een borstelige snor, kijkt me nors aan, tot ik dichterbij kom. ‘Signore!’ Zijn gezicht klaart op: ‘Ma, Lei è tornato! Bentornato allora!’. Ik sta perplex: hoe kan hij dat nou nog weten? Ik zwaai vrolijk, groet en ga achterin de bus zitten. Vrolijk mompelend dat ik er ‘alweer’ was start hij de bus en rijdt ons langzaam het vliegveld af, de dichte mist van Toscane in.
Eenmaal op het station van Firenze trekt de mist een beetje op. Die in mijn hoofd is hardnekkiger. Met twee zware koffers zeul ik naar de taxistandplaats. De vriendelijke taxichauffeur kijkt eerst naar mijn bagage en knipoogt.
‘Mi immagino che lei vorrebbe un taxi?’.
‘Si’.
Ik zag mezelf al sleuren met 40 kilo in de bus.
Ik noem het adres en geroutineerd stuurt de chauffeur door de verlaten Florentijnse straten.
Enigszins teleurgesteld probeert de man, met zwaar Florentijns accent, een gesprek aan te knopen over de Italiaanse politiek en de drama’s die zich hebben afgespeeld in onder andere Amatrice. “Die politici doen niets en die mensen verkleumen… en ze hebben niets te eten!”. Om hem wat te kalmeren leek het me verstandig te vragen naar het hart van Firenze. Schot in de roos: de chauffeur verandert gelijk van toon en begint gepassioneerd te praten over zijn voetclub, Fiorentina.
‘De beste club ter wereld, meneer. Werkelijk waar de beste club!’ Ik luister met een half oor, af en toe ‘mm’ ik een beetje om het gesprek gaande te houden, maar mijn gedachten zijn ergens anders. Er flitsen de beelden door mijn hoofd van de eerdere keren dat ik hier was. De leuke dingen, de minder leuke dingen…
‘Eccoci qua!’ De taxi stopt en ik schrik op van mijn gemijmer. Buiten een wijk die ik nog niet eerder had gezien. Na even zoeken vind ik de juiste campanello, een aantrekkelijke Siciliaanse dame van achterin de dertig met mooie donkere krullen zwaait de deur open. ‘Ciao, ik ben Silvana. Wees welkom, je hebt er een flinke reis opzitten. Leg je bagage neer, wil je koffie?’
Na een uitgebreide kennismaking en het doornemen van het volledige reglement van schoonmaken en onderhoud, ga ik met een overvol hoofd naar bed en val ik in een rusteloze maar diepe slaap…
Benvenuto a Firenze.