Al sinds ik met mijn vriendin ben, en dat is dit jaar alweer dertien jaar, komt mijn schoonmoeder een keer of twee per jaar op bezoek. Sinds wij een zoontje hebben komt ze wat vaker, maar de modus blijft hetzelfde. Ze komt niet voor de gezelligheid, ze komt vooral om te helpen.
‘Eccomi’, Graziella zwaait als we aan komen rijden op het vliegveld Fiumicino. Naast haar een trolley en om haar schouder een grote tas waaruit een lichte vislucht naar boven dwarrelt. ‘Zal ik die even in de auto zetten?’ vraag ik zonder op een antwoord te wachten. Terwijl ze haar dochter en kleinzoon welkom kust, til ik me bijna een hernia aan haar koffer. ‘Jeetje, Hoe lang blijf je wel niet?’.
‘Ik heb tomaten, aubergines, citroenen en verse eieren meegenomen en al vast de vis klaargemaakt voor vanavond.’
‘Maar we hebben hier ook supermarkten hoor,’ sputter ik nog tegen.
‘Deze groenten komen van het land en niet uit de supermarkt. Deze zijn ‘genuine’, gezond.
Eenmaal thuis, zijn we niet meer de baas over ons huishouden. De verse groenten en de eieren gaan de koelkast in en de uit Sicilië meegebrachte sardines worden klaargemaakt. ‘Waar staan de paneermeel en het zout?’ De oven slaat met een klap dicht. ‘Zo en hoe is het met mijn klein ventje,’ kietelt ze haar kleinzoon. Hij giert het uit.
Italiaanse moeders, en zeker die uit het zuiden, hebben het idee dat ze hun kroost moeten helpen als ze bij hen op bezoek gaan, ook als die kroost allang de 30 gepasseerd is. Waar mijn moeder met een stapel boeken op het dakterras onder de parasol gaat zitten, is mijn schoonmoeder de hele dag in de weer. Afwassen, keuken schoonmaken, woonkamer stoffen en dweilen, boodschappen doen, koken, alles wordt ons uit handen genomen. En als ik dan zeg dat dat niet hoeft, dat we dat toch echt oud genoeg zijn om dat zelf te doen, dan is ze verbaasd en licht geïrriteerd.
En als ze voor de zoveelste keer bij de supermarkt spullen koopt die we niet nodig hebben of die we niet gebruiken en zeg dat ze hier te gast is en dat ze zich ook als zodanig moet gedragen dan is ze boos. ‘Ik ben hier geen gast, ik ben mijn dochter.’ ‘En je schoonzoon,’ voeg ik eraan toe. ‘En die vindt dat je je moet ontspannen en een boek moet gaan lezen.’
Eén middag heeft ze dat volgehouden in al die jaren, een boek lezen op de bank. Maar ze wordt er onrustig en kriegelig van. Sindsdien laat ik haar maar en til ik mijn voeten op als langs komt met de bezem.
Alleen over de boodschappen moet ze overleggen.