Alex Zanardi is een beetje een pechvogel. Nadat hij in 2020 een bijna fataal ongeluk had met zijn handbike keerde hij na 76 dagen ziekenhuis terug naar huis. In september 2022 moest hij echter weer worden teruggebracht naar het ziekenhuis vanwege een brand in zijn huis. Onderstaand interview werd gehouden ver voor zijn (tweede) ongeluk..
Wereldrecordhouder Ironman voor minder-valide sporters, vier Olympische gouden medailles en twaalf wereldtitels als handbiker. Alessandro Zanardi, Alex voor vrienden, is een gigant. En dat was hij al toen hij nog achter het stuur van een race auto zat.
Ze hebben het er nog over in Amerika, the pass, Alex Zanardi’s inhaalmanoeuvre in de onmogelijke corkscrew bocht op het Laguna Seca circuit in Californië. In de laatste race van het IndyCar seizoen1996 loert Alex Zanardi rondenlang op een gaatje om koploper Bryan Herta voorbij te gaan. 1996 is Zanardi’s eerste seizoen in Amerika en na deze wedstrijd wordt hij verkozen tot ‘rookie of the year.’ Zanardi is een talentvolle coureur met een agressieve rijstijl.
De neus van zijn rode Honda zoekt nerveus naar een foutje, een hapering, een gaatje. In de laatste ronde lijkt Zanardi zijn strijd te staken, hij laat zich iets terugvallen. De commentatoren concluderen dat de race gereden is en zakken hoorbaar terug in hun stoel. De corkscrew komt eraan, een legendarische bocht. Links, rechts, links en dan ook nog een hoogteverschil van 18,5%, ruim 17 meter. Daar haalt niemand in. Toch?
Zanardi zet nog één keer aan, duikt de heuvel af, stuurt abrupt naar links en is Herta in een flits voorbij. De Honda blijft ternauwernood op de weg, maar rijdt nu wel op de eerste plek. Met nog een halve ronde te gaan rijdt de Italiaan naar zijn derde overwinning van het seizoen. Die lef en die vasthoudendheid zijn tekenend voor Alex Zanardi. De vijf seconden, noemt hij dat zelf. ‘Vijf seconden je ogen sluiten als je denkt dat het niet meer gaat, nog even doorbijten en als je dan je ogen weer open doet dan kan je misschien toch het onmogelijke hebben gedaan.’
Even daarvoor is Alex Zanardi in zijn rolstoel uit de lift komen rollen van het wat anonieme hotel waar Azzurro Magazine hem ontmoet. ‘Piacere, Alex’, stelt hij zich voor. Vriendelijke blauwe ogen, een lichte slis en een krachtige hand. Zanardi’s bovenlichaam is indrukwekkend gespierd. ‘De helft die nog over is,’ Zanardi’s zelfspot is legendarisch. ‘Daar moet ik het mee doen.’
Alessandro, Alex, Zanardi werd in 1966 geboren in Bologna. Land van tortellini en lasagne en van Ferrari en Maserati, waar kleine Alex niets liever wilde dan racen. ‘Er zit niks het water hoor, hier,’ lacht Zanardi. ‘Ik noem het inspiratie. Als kind was ik al helemaal gek van auto’s en als je dan om je heen kijkt en je omgeving is daar ook mee bezig, dan raak je geïnspireerd.’
Omdat zijn oudere zus omkomt bij een verkeersongeluk, Alex is dan 13 jaar, belandt Zanardi in een kart. Zijn ouders willen niet dat hij, zoals al zijn buurjongetjes, op zijn veertiende scooter gaat rijden en kopen een kart voor hem. Leef je maar uit op het circuit met een helm en in een race-pak dat is een stuk minder gevaarlijk dan met een motorino door het dorp crossen, was het idee van pa en ma Zanardi. Dat net in die periode in de buurt een kartcircuit wordt geopend en de beste vriend van Alex’ vader in zijn bromfietsenhandel ook karts gaat verkopen, helpen het lot een beetje.
‘Ze wisten natuurlijk niet dat die kart mijn leven zou veranderen’, Zanardi’s ogen glinsteren na veertig jaar nog. ‘Toen ik het eerste rondje maakte in mijn kart wist ik dat ik dit wilde doen in mijn leven. De duw in de rug als ik gas gaf, het geluid van de motor dat weerkaatste in mijn helm, ik was de gelukkigste jongen ter wereld.’
Die kart blijkt het begin van een lange autosport carrière die de Italiaan zelfs een stoeltje in de Formule 1 oplevert. ‘Ik kom uit een doodgewone familie, mijn vader was loodgieter, mijn moeder huisvrouw, en doodgewone families kunnen zich geen autosport veroorloven.’
En toch lukt het hem. Na verschillende jaren in het Italiaanse kartkampioenschap krijgt Zanardi in 1987 het aanbod te gaan rijden in de Formule 3, maar zijn ouders hebben niet de benodigde 250 miljoen lire, toen zo’n 200 duizend euro, om Alex te laten starten. De vader van een vriend herkent Zanardi’s talent en biedt, tot verbazing van zijn ouders, aan hem te sponsoren. ‘Op een dag komt de vader van Massimiliano Papis, een jongen met wie ik later in Amerika zou racen, naar zijn zoon kijken en vraagt me wanneer ik in de Formule 3 ga beginnen. Ik antwoord dat racen teveel geld kost.’ De man heeft een succesvol bedrijf en biedt aan 150 miljoen lire te investeren in de jonge coureur, ‘het is zonde als jij niet gaat racen, jij bent een vechter.’ Stomverbaasd neemt Zanardi het aanbod aan ook al moet hij zelf voor de andere 100 miljoen zorgen. ‘Ik werkte al jaren in de kartwereld en verdiende best goed. Ik had 70 miljoen lire op de bank. Dat geld, plus nog twee kleine sponsors, was genoeg om mijn contract te kunnen tekenen.’ Van blijdschap holde de toen 21-jarige Zanardi naar huis, het contract triomfantelijk in zijn hand. Zijn pa verschoot van kleur, ‘pas drie weken later wilde hij de auto gaan bekijken.’
Een Dallara-Alfa Romeo is de auto waarmee Zanardi in 1988 zijn debuut maakt in de Formule 3, de successen komen pas twee seizoenen later. In 1990 wint Zanardi zijn eerste twee races en wordt hij uiteindelijk tweede in het algemeen klassement. 1990 is ook het jaar dat hij in Le Mans Europees kampioen Formule 3 wordt, voor Michael Schumacher. De Duitser rijdt zowel in de kwalificatie en in de race de snelste ronde, maar wordt uiteindelijk vierde.
Hij noemt passie als zijn voornaamste drijfveer. ‘Toen ik een jaar of vijftien was en de garage inliep zag ik de vishengels van mijn vader hangen, vol met spinnenwebben. Ineens realiseerde ik dat sinds de kart er was, alles daarom draaide; mijn vader ging niet meer vissen of een biertje drinken met zijn vrienden. Die avond bij het eten bedankte ik hem voor zijn toewijding aan mij en maar daar wilde hij niets van weten. Hij vertelde dat hij een paar weken daarvoor laat was thuisgekomen en licht zag branden in de garage. Hij keek naar binnen en zag dat ik lag te slapen in de kart. Het is niet alleen talent of vasthoudendheid, het is vooral passie en toewijding.’
‘Mijn grootste talent is eigenlijk weten wat ik wilde doen in het leven, wat het beste voor me was, mijn eigen weg zoeken. Er zijn veel jongens die iets zien en dan zeggen: dat wil ik ook! Maar dat is niet hun keus, maar van iemand anders. Wat gebeurt dan? Als de resultaten niet komen, dan hebben ze er geen zin meer in. Voor mij waren resultaten belangrijk, maar in het begin droomde ik ervan tweede te worden. Eerste leek me een beetje veel van het goede,’ Zanardi lacht. Niet de eerste keer die middag, ondanks het noodlot dat hem trof is Zanardi altijd vrolijk, opgewekt en heeft een legendarische zelfspot. Collega’s bij de RAI, hij presenteerde twee seizoenen lang Sfide, een serie sportdocumentaires, op de Italiaanse tv, vertellen dat hij zei dat ‘zijn benen trilden van spanning’ toen hij de eerste keer moest presenteren. En dat ze zich geen zorgen hoefden te maken of hij het koud had ‘kou trekt op vanaf de voeten.’
Voeten die hij niet meer heeft sinds 15 september 2001. Na een teleurstellend seizoen in de Formule 1, keert Zanardi in juli 2000 terug naar Amerika, naar de CART, waarin hij in 1997 en 1998 kampioen werd. Begin jaren negentig was de gewone jongen uit het gewone gezin in Bologna erin geslaagd een stoeltje in de Formule 1 te bemachtigen, maar een groot succes is het nooit geworden. In vier seizoenen racete Zanardi maar liefst 1 punt bij elkaar en was zijn beste klassering een 19e plaats. Dus toen Zanardi in het voorjaar van 2000 een aanbieding kreeg uit de Verenigde Staten, stak hij opnieuw de oceaan over.
Het seizoen 2001 loopt op zijn eind en ondanks de aanslagen op de TwinTowers wordt de race op het Lausitz circuit niet ver van Dresden in Duitsland gewoon gereden. Vanwege de aanslagen wordt 16e race van het seizoen omgedoopt tot The American Memorial en komt een deel van de opbrengst ten goede aan het World Trade Center Memorial. Zanardi start als tweede en als hij met nog 12 rondes te gaan de pits in gaat ligt hij op kop. ‘Ik herinner me bijna niks van dat hele weekend, ook al zijn sommige dingen weer teruggekomen,’ vertelt Zanardi nu, bijna onbewogen. Bij de rest van de tienduizenden aanwezigen op het circuit staan de beelden in het geheugen gegrift. Bij het uitrijden van de pits slipt Zanardi’s rode Honda op een olievlek. ‘Ik herinner me, heel vaag, het moment dat ik de pitstraat uitrijd en de controle verlies. Ik zie mijn handen werken op het stuur om de controle terug te krijgen.’ De rode Honda komt dwars op de baan stil te staan. Patrick Carpentier mist Zanardi op een haar, maar een andere Canadees, Alex Tagliani, knalt letterlijk door de auto, en Zanardi, heen. De race wordt stilgelegd en artsen snellen toe. Eentje glijdt uit over Zanardi’s bloed. ‘Eén baanarts omschreef mijn toestand als van een man die op een mijn gelopen was.’
De coureur is zijn beide benen kwijt, die zitten nog in de neus van zijn raceauto tien meter verderop, en zijn toestand is kritiek. Baanarts Steve Olvey neem een cruciale beslissing, hij laat de traumahelikopter naar Berlijn vliegen omdat hij inschat dat ze in het veel dichterbij gelegen Dresden niet voorbereid zijn op zo’n patiënt. Olvey neemt een groot risico.
‘Al een kwartier na het ongeluk was er niet genoeg bloed in mijn lichaam om te overleven, ze hebben berekend dat er vijftig minuten lang minder dan een liter bloed in mijn lichaam was (een volwassen man heeft 5,6 liter bloed in het lichaam, AvS), mijn hart is tijdens die helikoptervlucht zeven keer gestopt met kloppen. Mijn hart stopte omdat het dat kleine beetje bloed naar mijn hersenen pompte en dan stopte het om dat bloed in mijn hersenen te houden.’
Zanardi is een medisch wonder, hij kwam levend in Berlijn aan, onderging een zware operatie en de coma leverde hem geen hersenletsel op. Drie dagen na het zware ongeluk werden Zanardi’s reacties getest.
‘Mijn zwager is arts en was daarbij. Hij ging erheen met lood in de schoenen omdat hij wist dat op basis van zijn studie en ervaring dat er niks zou gebeuren. Een kleine reactie op die prik, een rol van de ogen, een beweging van de hand, wil zeggen dat er hersenactiviteit is en dus hoop. Volgens hem was er geen hoop, maar op het moment dat ze me die prik geven schiet ik overeind, met mijn ogen wijd opengesperd en wilde ik het bed uit. Ze hebben me met vier man terug moeten duwen in bed en me moeten platspuiten. En toen ik weer sliep zag hij die dokter, een boom van Duitser, huilen. Het is een wonder, zei hij. Er was geen verklaring. En tot op de dag van vandaag is er geen verklaring. Maar who cares, verdomme, ik ben er nog!’