Salvatore ‘Totò’ Schillaci en Paolo Rossi, twee Italianen die topscorer werden op een WK. Schillaci maakte zes goals in eigen land in 1990, de zes van Rossi waren genoeg om zijn land in 1982 wereldkampioen te maken. Schillaci de eendagsvlieg, die in totaal maar 16 wedstrijden in Azzurro zou spelen en Rossi de stille, die in 1982 weigerde met de pers te praten. Beiden waren tijdens het toernooi in dienst van Juventus en beiden waren de verrassing van het toernooi.
Stadio Olimpico, Rome. 9 juni 1990, 22.00 uur. Italië – Oostenrijk 0-0.
De Azzurri beuken al 70 minuten op de Oostenrijkse verdedigingsmuur, hoewel het elftal van trainer Azeglio Vicini veel kansen krijgt, wil de bal er niet in.
‘Totò, warmlopen.’
Schillaci kijkt verbaasd op ‘Ik, mister?’.
‘Opschieten.’
De 25 jarige Palermitaan, net een jaar in dienst bij Juventus, trekt zijn trainingspak uit. Een kwartier voor tijd vervangt hij Andrea Carnevale, Maradona’s maat bij Napoli. ‘Ik was blij, gelukkig, maar ook bang. Zestigduizend mensen in dat stadion, de hele wereld die naar je kijkt. Ik was bang om te falen.’
Nog geen vier minuten later stuurt Roberto Donadoni Gianluca Vialli weg naar de rechterkant van het strafschopgebied, bijna op de achterlijn zet hij zijn directe tegenstander op het verkeerde been en geeft een snoeiharde van de goal wegdraaiende voorzet. De 1 meter 73 hoge Schillacci heeft geen schijn van kans tegen de twee reuzen in het hart van de Oostenrijkse verdediging, zo lijkt het. Vialli’s voorzet zeilt net over het hoofd van Robert Pecl, Totò rost zijn kalende voorhoofd tegen de vallende bal. Goal! Schillaci’s grimas is vol ongeloof, zijn uitpuilende ogen vallen bijna uit hun kassen van vreugde, de aderen barsten zowat uit zijn armen van spierspanning. Als een dolleman rent hij richting Vialli en valt hem in de armen.
Schillaci kan het bijna niet geloven, hij Totò het Palermitaanse straatschoffie, de eeuwige buitenstaander, maakt de winnende goal voor Italië. Dit is de eerste van de notti magiche van 1990.
Acht jaar eerder wilde het Italiaanse nationale team ook al niet echt op gang komen. Het elftal had zich maar ternauwernood gekwalificeerd en speelde ook in de laatste vriendschappelijke wedstrijden voor het WK beroerd voetbal. Dat de Italiaanse Serie A in de jaren voor het WK verwikkeld was in een omkoopschandaal en dat bondscoach Enzo Bearzot één van de hoofdrolspelers van dat schandaal koste wat het kost mee wilde nemen naar Spanje, draagt niet bij aan de populariteit van de Azzurri. Paolo Rossi, spits van Juventus en Bearzot’s oogappel, is net terug van twee jaar schorsung vanwege matchfixing in zijn tijd bij Perugia. De bondscoach gelooft echter heilig in zijn onschuld en selecteert hem voor het WK. ‘Aan Bearzot heb ik alles te danken,’ zegt Rossi er later over.
In de groepsfase laat Rossi echter niets blijken van zijn brille; hij is de eerste ronde zo goed als onzichtbaar en maakt geen enkele goal.
Italië struikelt zich door de eerste ronde met drie gelijke spelen. Uiteindelijk gaan de Azzurri op doelsaldo door, Bruno Conti en Francesco Graziani maken ieder een doelpunt. De Italiaanse pers is vernietigend. Vooral Enzo Bearzot en zijn protegé Rossi moeten het ontgelden. ‘Geen glorie en geen hoop voor dit Italiaanse team’, kopt de Gazzetta dello Sport. De krant schrijft de Azzurri helemaal af als ze het in de tweede ronde moet opnemen tegen regerend wereldkampioen Argentinië met Maradona en Passarella en het briljante Brazilië van Zico en Falcao. ‘We werden uitgelachen,’ herinnert Claudio Gentile zich. De Azzurri besluiten niet meer te praten met de pers.
Salvatore ‘Totò’ Schillaci wordt op 1 december 1964 geboren in San Giovanni Apostolo, een arme volksbuurt aan de zuidrand van Palermo op Sicilië. Zijn vader is een eenvoudige metselaar en Totò moet al jong aan het werk om bij te dragen in het gezinsinkomen, er moeten vijf monden gevoed worden. Lange dagen voor Salvatore, buffelen als automonteur en ’s avonds trainen bij AMAT, de lokale club in Palermo. Vader Schillaci herkent zijn zoon’s voetbaltalent en geeft Totò de mogelijkheid zich te ontwikkelen. ‘Ik heb alles gegeven om profvoetballer te worden,’ vertelt Schillaci aan de telefoon. Het wat temerige Siciliaanse accent, lange klinkers en ‘t’-s die op de Engelse ‘th’ lijken, is hij ondanks vele jaren buiten Palermo niet kwijtgeraakt. ‘Er waren andere jongens die ook veel talent hadden, maar die al snel opgaven.’ Maar Totò niet, hij droomt, hij knokt en slikt teleurstellingen weg. Als Palermo afhaakt, AMAT wil teveel geld, gaat Totò in 1982 naar Messina in de Serie C2. Hij ontworstelt zich langzaam aan de armoede, maar wordt ook de buitenstaander die hij zijn hele carrière zal blijven.
Een Palermitaan in Messina.
Paolo Rossi is een Toscaan, geboren op 23 september 1956 in Prato op zo’n 25 kilometer ten westen van Florence in een echte voetbalfamilie. Op 9-jarige leeftijd gaat kleine Paolo voetballen bij het lokale Santa Lucia samen met zijn oudere broer Rossano. Het sportpark van Santa Lucia is genoemd naar Rossi’s vader Vittorio, die ooit als rechtsbuiten voor Prato voetbalde. Al op jonge leeftijd wordt Paolo ingelijfd door Juventus waar hij in het seizoen 1973-1974 debuteert als rechtsbuiten in het eerste elftal. Knieproblemen leiden er uiteindelijk toe dat Juventus Rossi uitleent, eerst aan Como en dan aan Vicenza. Rossi maakt Vicenza kampioen van de Serie B en wordt het seizoen erna, 1976-1977, topscorer in de Serie A. Reden genoeg voor bondscoach Enzo Bearzot de goaltjesdief te selecteren voor het nationale elftal. Het begin van een bijzondere relatie. ‘Bearzot was als een vader voor mij,’ schrijft Rossi in een mail aan Helden. ‘Een spirituele vader. Hij had veel vertrouwen in mij.’ In Argentinië wordt Italië vierde en maakt Rossi drie goals. ‘Het team van 1978 was beter dan dat van 1982. We verloren maar hadden verdiend om te winnen. Dat WK heeft de basis gelegd voor de overwinning van 1982, veel jongens waren er vier jaar later weer bij.’
In een uitverkocht Olimpico in Rome winnen de Azzurri redelijk makkelijk van de Verenigde Staten, opnieuw mag Schillaci Carnevale vervangen maar deze keer scoort hij niet. De wedstrijd is wel cruciaal voor de rest van Totò’s WK. Bondscoach Vicini is ontevreden over Carnevale en laat hem buiten de selectie, en als Gianluca Vialli tijdens die wedstrijd een spierblessure oploopt, is het koppel Baggio-Schillaci geboren. Met dat aanvalsduo gaat Italië de derde wedstrijd van het toernooi in. Het gevreesde Tsjechoslowakije wordt met 2-0 opzij gezet. Goals: Salvatore Schillaci en Roberto Baggio.
Een winnende coach heeft altijd gelijk. Carnevale verdwijnt naar de tribune en ook Vialli zal nog maar één wedstrijd spelen tijdens het toernooi. Voor de jonge Siciliaan lijkt alles op zijn plaats te vallen. ‘Als je me vraagt waarom het zo makkelijk ging, dan heb ik daar geen duidelijk antwoord op. Ik denk dat het te maken heeft met het complete gebrek aan verantwoordelijkheid. Ik was als allerlaatste geselecteerd, niemand rekende op mij. Ik had dus niets te verliezen maar was tegelijkertijd erg geconcentreerd en vastbesloten het meeste uit deze grote kans te slepen.’
De cultus rondom Schillaci groeit, de Notti Magiche worden steeds magischer en een groeiend aantal Italianen durft te geloven dat de Azzurri hun favorietenrol waar kunnen maken. Campioni, klinkt het voorzichtig in de Italiaanse straten.
Nieuwbakken volksheld Schillaci speelt dan pas één seizoen in de Serie A, Juventus nam de Palermitaan in de zomer van 1989 over van Messina. Met Schillaci in de spits was Messina inmiddels opgeklommen van een obscuur clubje in de Serie C naar de top van de Serie B.
Coach Zdenek Zeman laat Schillaci in seizoen 88-89 lekker zijn gang gaan, hij wordt prompt topscorer met 23 goals. De goaltjesdief trekt de aandacht van Juventus dat al seizoenen lang niet lekker draait, het laatste kampioenschap dateert van 1986. En zo verkast Schillaci in de zomer van 1989 voor zes miljard lire, zo’n drie miljoen euro, naar de voet van de Alpen. ‘Een droom, ik ben al mijn hele leven Juventus supporter. Ik had niet gedacht dat Juventus mij wilde hebben.’
Opnieuw is Schillaci een buitenstaander, een Zuiderling in het noorden. ‘Het gebeurde wel dat er ‘terrone’ op de muur bij mijn huis werd geschilderd,’ kijkt Schillaci terug. ‘Maar dat scheldwoord deed me niet zoveel, ik maakte gewoon goals.’ Dat eerste seizoen in de Serie A maakt Schillaci 15 goals maar speelt net als zijn club Juventus een bijrol. De spotlights zijn gericht op de drie Nederlanders bij AC Milan, het Inter van Matthaus en Klinsman en Maradona’s Napoli dat dat seizoen voor de tweede keer kampioen wordt. ‘Ik vond het vooral een eer om in de Serie A te spelen. Op dat moment de mooiste competitie ter wereld. Ik weet nog dat voor het eerst tegen Maradona speelde, omdat me opviel hoe klein zijn voeten waren.’
In de halve finale van het WK is het uitgerekend Maradona die Schillaci en de Azzurri opwacht in het San Paolo, zijn San Paolo, in Napels.
Acht jaar eerder speelde Maradona ook al tegen Italië, in de tweede groepsfase van het WK in Spanje. De regerend wereldkampioen met naast de jonge Diego Daniel Pasarella en Mario Kempes. Na de moeizame eerste groepsfase zal Italië nu eindelijk moeten opstaan, het getalenteerde team van 1978 zal moeten laten zien tot wat ze in staat zijn.
Bearzot legt Claudio Gentile de loodzware taak op Maradona in toom te houden. ‘Jij kan voor ons de wedstrijd winnen.’ De eigenzinnige coach houdt, ondanks de aanzwellende kritiek, ook vast aan Paolo Rossi in de spits. Gentile kwijt zich voorbeeldig van zijn taak, Diego is 90 minuten onzichtbaar. Rossi doet het minder goed, hij mist grote kansen en maakt opnieuw geen goal. Het zijn verdedigende middenvelder Marco Tardelli en verdediger ‘bel Antonio’ Cabrini die de Azzurri aan de 2-1 overwinning helpen. Het vertrouwen in het team groeit langzaam, maar tegen het Brazilië van Socrates, Zico en Falcao maken de Azzurri geen schijn van kans, is de algemene mening van de Italiaanse sportpers. Italië heeft een niet scorende spits, Brazilië heeft alle wedstrijden met gemak gewonnen en een paar dagen daarvoor aartsrivaal Argentinië van de mat geveegd. De Goddelijke Kanaries zijn huizenhoog favoriet. Dansend en zingend komt de Seleçao aan bij het Espanyol stadion in Barcelona, de derde groepswedstrijd lijkt voor hen een formaliteit.
Italië is stil en geconcentreerd. Er moet gewonnen worden. Na een minuut of vijf draait Bruno Conti op de rechterkant naar binnen en geeft breed op Cabrini. Vanaf de linkerpunt van het strafschopgebied geeft de sierlijke verdediger een lange gekromde voorzet bij de tweede paal, Paolo Rossi loopt zich los van zijn directe tegenstander en kopt de bal diagonaal achter keeper Peres. De anders zo onderkoelde Toscaan explodeert van vreugde, het hele elftal buitelt over haar spits heen. ‘Pablito’ is bevrijd, de vloek is bezworen. ‘Het was de belangrijkste goal in mijn carrière, die kopbal opende de weg naar de andere vijf’, schrijft Rossi in zijn email. De Azzurri hervinden energie en bravoure, het team begint eindelijk te laten zien waartoe het in staat is. Een handvol minuten na Rossi’s bevrijdende goal schiet Graziani rakelings over, de druk op het Braziliaanse doel blijft hoog. Geschrokken neemt Brazilië het initiatief weer over en langzaam komt de samba weer terug. Met buitenkant rechts zet Zico Socrates, de sierlijkste speler van allemaal, alleen voor Dino Zoff. O Doutor wacht lang, heel lang, net genoeg tot de keeper beweegt. Zoff verlegt zijn gewicht naar zijn rechterbeen, hij verwacht een voorzet. Socrates verrast hem in de korte hoek. 1-1. Terug bij af. Italië moet winnen, Brazilië heeft aan een gelijkspel genoeg. De Italianen laden zich weer op, ze voelen dat een overwinning mogelijk is, ook tegen dit briljante Brazilië. Het briljante Brazilië dat hen, de Azzurri, onderschat. In de 24e minuut schuift Cerezo de bal breed naar het hart van de defensie, hij ziet Paolo Rossi over het hoofd. Rossi is sneller dan zijn directe tegenstander en maakt het buitenkansje beheerst af. De Azzurri gaan deze wedstrijd winnen, dat voelt iedereen. De gelijkmaker van Falcao in de tweede helft lijkt niemand te deren. Een kwartier voor tijd zet de ontketende Rossi de eindstand op het scorebord. ‘Die drie goals hebben mij definitief onsterfelijk gemaakt, Brazilië is na die wedstrijd anders gaan voetballen,’ herinnert Rossi zich. ‘Maar het was vooral de wraak van het team op de wereld. Ze gaven ons geen stuiver tegen Brazilië, maar wij gingen door.’
De halve finale tegen Polen is een formaliteit, de Azzurri laten eindelijk zien dat ze verschrikkelijk goed kunnen voetballen. Met twee goals van Rossi wordt het beste Poolse team ooit, met Lato en Boniek, eenvoudig aan de kant gezet.
In Madrid wacht West-Duitsland.
3 juli 1990. Het San Paolo kolkt, de curve dansen, het stadion kraakt in zijn voegen. Het San Paolo stadion staat in Napels en Napels ligt in Italië maar vanavond zijn de 50 duizend Napolitanen naar het stadion gekomen voor hun held: Diego Armando Maradona. De Argentijnse aanvoerder heeft handig gebruik gemaakt van het anti-Napolitaanse sentiment in de rest van Italië en de steun van het publiek in zijn voordeel omgebogen. De Azzurri spelen vanavond een uitwedstrijd in eigen land. De rest van de Italianen houdt zijn adem in. Argentinië is de regerend wereldkampioen. Maradona is op zijn hoogtepunt en het team dat hem omringt beter dan vier jaar ervoor. Het is warm in Napels en de wedstrijd begint stroef. Pas in de achtste minuut de eerste echte actie. Burruchaga komt vrij op de rand van de zestien meter en knalt hard op het Italiaanse doel, Walter Zenga maakt er een corner van. Van de Azzurri geen spoor. Het opnieuw inzetten van Vialli in plaats van Baggio lijkt niet zo’n goede keuze, maar coach Vicini is niet van plan zijn fout snel goed te maken. Italië heeft het moeilijk.
President Pertini zit gebroederlijk naast Koning Juan Carlos en Bondskanselier Helmut Schmidt in de koninklijke loge van het Bernabeu. In Italië is de gekte losgebarsten. De harde kritiek is verstomd, iedereen staat achter deze Azzurri. Bijgeloof verbiedt teveel goede hoop, maar dit elftal zou weleens kunnen winnen.
11 juli 1982. 20.00. De aftrap.
De teams zijn aan elkaar gewaagd. Met fysieke kracht houden de Duitsers het technisch en tactisch superieure Italiaanse elftal in bedwang. Soms met iets teveel fysiek. Halverwege de eerste helft duwt gigant Hans Peter Briegel de supersnelle rechtsbuiten Bruno Conti tegen het gras. Penalty. Cabrini is zijn zenuwen niet de baas.
De Duitsers krijgen weer hoop, maar niet veel kansen.
In de elfde minuut van de tweede helft is het Paolo Rossi, Pablito zoals de Italiaanse sportpers hem inmiddels liefkozend heeft gedoopt, die de Azzurri op voorsprong kopt. Een snel genomen vrije trap komt bij Claudio Gentile terecht aan de rechterkant van het veld. Zijn voorzet is op maat. De ban is gebroken, Italië ontketend. Een kwartier later is het Tardelli die op de zestien meter lijn de bal niet goed aanneemt, vanaf zijn rechtervoet springt de bal te ver naar links. Met een soort glijshot rost hij de bal met zijn linkervoet in de rechterkruising. De oerschreeuw en de sprint naar de middencirkel zijn veelzeggend voor de drive van dit elftal. ‘Alles wat er voor en tijdens dat WK is gebeurd heeft deze groep sterker en hechter gemaakt,’ herinnert Rossi zich. ‘Van mijn schorsing tot de mediastilte. We hebben elkaar beschermd.’ Weer tien minuten later gooit Altobelli de deur definitief in het slot. De Duitsers scoren nog een keer maar Italië is wereldkampioen. Paolo Rossi wordt topscorer van het toernooi en wint de Gouden Schoen. ‘Beter wordt het niet. Een onvergetelijk jaar.’
In Palermo zit de dan achttienjarige Salvatore nagelbijtend voor de buis. Paolo Rossi is zijn voorbeeld. Acht jaar later staat hij zelf in een kolkend San Paolo.
Zonder zijn vaste maatje Baggio besluit Totò het zelf te doen. Na een kwartier laat Totò zich terugzakken tot halverwege de helft van de tegenstander, pikt de bal op aan de linkerzijkant en krijgt hem met een beetje geluk bij De Napoli die hem in één keer doorspeelt naar Vialli. De getergde spits zet een één-twee op met Giannini en schiet vervolgens vol op het lichaam van de Argentijnse keeper. Schillaci, die doorgelopen is, staat op de goede plek voor de rebound en werkt de bal met zijn scheenbeen in het doel. ‘Wat een mazzel heb je toch altijd, riep Giannini die achter me aan liep,’ glundert Schillaci aan de telefoon. ‘Torinstinkt heb ik altijd gehad. Dat is mijn sterkste kant.’ Goal nummer vijf voor de held van het WK. San Paolo is toch Italiaanser dan ze dacht en scandeert zijn naam. Een jongen uit het Zuiden ontvangt de eer van het grootste stadion van het zuiden. Het zal de laatste Notte Magica zijn.
Italië verliest uiteindelijk op strafschoppen en moet genoegen nemen met de troostfinale. Tegen Engeland scoort Salvatore ‘Totò’ Schillaci uit San Giovanni Apostolo Palermo zijn laatste goal voor het nationale elftal op het WK. Hij maakt er in totaal zes en wordt topscorer van het toernooi én speler van het toernooi. Daarna gaat zijn carrière als een nachtkaars uit. Hij speelt nog twee seizoenen bij Juventus en dan nog twee bij Inter. Vier jaar na zijn glorieuze WK vertrekt hij naar Japan, waar hij de eerste Italiaan in de J-League wordt. De eeuwige buitenstaander.
Epiloog:
Paolo Rossi en Salvatore Schillaci hebben veel gemeen, maar zijn enorm verschillend.
Ze zijn de geschiedenis in gegaan als topscorer van het WK waar ze aan deelnamen, ze speelden allebei voor Juventus tijdens het toernooi en allebei maakten ze zes goals tijdens dat toernooi. Inmiddels zijn de beide topspitsen met pensioen en ‘doen ze iets bij de TV’. Rossi is een serieuze voetbalcommentator bij Sky Sport en Schillaci deed mee aan ‘Isola dei Famosi’, de Italiaanse versie van Bobo’s in de bush. Met meer haar dan 29 jaar geleden maar nog steeds een volksheld. Ook runnen beiden een voetbalschool.
De Paolo Rossi Academy staat in Perugia in Umbria waar de meester zelf jongeren klaarstoomt voor het Italiaanse profvoetbal.
De Scuola Calcio Totò Schillaci staat in de wijk in Palermo waar Totò opgroeide, zijn doel is vooral kinderen van de straat te houden. In een arme Palermitaanse buitenwijk ligt gevaar altijd op de loer. ‘Het voetbal heeft mij veel gegeven, ik wilde wat terug doen.’
De buitenstaander is weer thuis.