Opnieuw laat Salvo Riina van zich spreken, koud uit de gevangenis lanceert hij de ‘Riina’ gadget lijn. T-shirts, telefooncovers en petjes met de naam van zijn beruchte vader: Totò Riina. De ‘capo dei capi’ van de Siciliaanse maffia overleed in november 2017 in de gevangenis in Parma, waar hij levenslang uitzat. Een paar jaar geleden schreef het derde kind van Riina al een, enigszins bizarre, biografie over zijn vader en ik had toen een, soort van, interview met hem..
Ondanks de boycot van grote boekhandels in Italië is de eerste druk van de autobiografie van Giuseppe Salvatore Riina in vier uur uitverkocht. ‘Salvo’ is de tweede zoon van Totò Riina, de capo dei capo van Cosa Nostra. De man die in de jaren tachtig de Siciliaanse maffia in een ijzeren greep hield en verantwoordelijk was voor de spectaculaire aanslagen op onderzoeksrechters Falcone en Borsellino in 1992, zit in isolement 18 keer levenslang uit ver weg van zijn geliefde Corleone op Sicilië. Zoon Salvo beschrijft in zijn boek ‘Riina family life’ zijn vader vooral als een liefhebbende en zorgzame man.
‘De staat is de entiteit waarin ik leef,’ Riina knikt minzaam naar de interviewer van de RAI met een aan arrogantie grenzend zelfvertrouwen. ‘Maar wel een entiteit die mij mijn vader heeft afgepakt.’ Op zijn ietwat pafferige hoofd verschijnt een lichte glimlach, de interviewer is er stil van.
Giuseppe Salvatore Riina wordt ruim een half uur geïnterviewd op de Italiaanse televisie over zijn autobiografie ‘Riina family life’, het is een verbijsterend gesprek. Behalve het stuitende gebrek aan kritiek van de interviewer, valt vooral de complete wereldvreemdheid van Riina zelf op. ‘Waarom moet ik zeggen dat mijn vader fouten heeft gemaakt? Daar is de overheid voor, daar zijn rechters voor. Ik hou van mijn vader, hij was een goede vader.’
Dat gebrek aan zelfreflectie kenmerkt het hele interview. Riina vertelt over het familieleven van de grote maffiabaas, alsof het een gewoon leven is. Het feit dat zijn vader zich door anderen Bellomo laat noemen, dat Salvo en zijn broer en twee zusjes nooit naar school zijn gegaan maar door hun moeder thuis worden onderwezen en dat de familie heel regelmatig moest verhuizen, het is allemaal volstrekt normaal.
Giuseppe Salvatore ‘Salvo’ Riina is op 3 mei 1977 in Palermo geboren als derde kind van Salvatore ‘Totò’ Riina en Antonietta ‘Ninetta’ Bagarella, jongere zus van de beruchte maffioso Leoluca Bagarella. Een volbloed maffiose familie dus. Salvo heeft een oudere zus, Maria Concetta, en een oudere broer, Giovanni Francesco. Drie jaar na Salvo wordt zijn kleine zusje Lucia geboren. ‘Mijn vader heeft ons alle vier persoonlijk en onder onze eigen naam opgegeven bij de burgerlijke stand in Palermo,’ vertelt Riina aan de verbouwereerde interviewer, 1,2 miljoen Italianen kijken met hem mee, 14% van alle mensen die op dat late tijdtip voor de tv zitten. Een beetje bizar als je bedenkt dat Riina bij de geboorte van zijn eerste dochter al vijf jaar op de vlucht was. ‘Mijn vader ging elke dag de deur uit om naar zijn werk te gaan. Hij zei dat hij een landmeter uit Mazara del Vallo was.’ Geen woord over de vele slachtoffers die zijn vader gemaakt heeft. ‘Mijn ouders zijn de reden dat ik ben wie ik ben, zij hebben mij hun normen en waarden bijgebracht.’ En het gebod ‘gij zult niet doden’ dan?, probeert de interviewer nog, in een zeldzaam moment van journalistieke scherpte.
‘Eert uw vader en uw moeder,’ is het secce antwoord van de zoon van de maffiabaas.
Het interview maakt nieuwsgierig naar het boek en de man. Het contact met de uitgeverij is snel gelegd. Mario Tricario, eigenaar van de kleine en relatief onbekende Edizionianordest neemt zelf de telefoon op. Voordat ik mijn zin kan afmaken zegt hij ‘u belt zeker voor het boek van Riina?’ Inderdaad, is mijn wat verbaasde antwoord. ‘En ik zou hem ook graag willen interviewen.’ Mijn verbazing wordt nog groter, als Tricario zegt dat dat geen probleem is, maar dat het waarschijnlijk niet face to face of telefonisch kan. ‘Hij mag niemand bellen omdat hij nog een straf uitzit.’ Riina is op vrije voeten, woont in de noordelijke stad Padova, maar is nog wel verplicht zich dagelijks te melden. Een restant van de bijna negen jaar gevangenisstraf die hij kreeg voor lidmaatschap van een maffiose organisatie en afpersing. De aanklacht luidt dat Riina junior bezig is zelf in de voetsporen van de ‘capo dei capi’ te treden. In zijn boek beschrijft Salvo die straf als ‘belachelijk’ en beklaagt zich over de pesterijen van de politie vanwege zijn achternaam. ‘Elke keer als ik, samen met mijn broer, met de scooter door Corleone reed werd ik aangehouden. Ze zochten echt iets om ons te pakken.’
Tricario belooft me het boek op te sturen en contact te zoeken met Riina voor het interview, ondertussen vertelt hij opgetogen over de totstandkoming van zijn, nu al, bestseller. ‘Anderhalf jaar geleden werd ik benaderd door een journalist met het voorstel van een boek over Riina, maar dat wilde ik niet. Ik wilde een boek van de hand van Riina zelf. Een jaar later lag er een manuscript op mijn bureau, ik heb het gelezen en gelijk het contract getekend.’
Gezien de snelle verkoop is de nieuwsgierigheid van de Italianen naar hun wreedste crimineel groot, maar ook de kritiek is fel. Organisaties van maffiaslachtoffers en ook de voorzitter van de parlementaire anti maffia commissie vinden een boek over Totò Riina en zijn gezin ongepast en Feltrinelli, de grootste boekhandelketen van het land weigert het boek te verkopen. ‘Het is geen boek over de maffia,’ wimpelt Tricario de kritiek af. ‘Het boek biedt een uniek inkijkje in het leven van een bijzondere familie, het beschrijft het dagelijks leven in een maffia familie. Dat is de waarde van dit boek.’
Een uur na het telefoongesprek heb ik het, digitale, boek in mijn mailbox, hoewel verrassend goed geschreven blijkt ‘Riina, family life’ taaie kost. Het is één grote klaagzang over hoe de Italiaanse staat zijn vader, Totò Riina, behandelt die in een gevangenis in Milaan achttien keer levenslang uitzit. In complete afzondering. ‘Hij ziet of spreekt niemand’.
Het eerste hoofdstuk beschrijft de laatste keer, in 2008, dat Salvo zijn vader heeft gesproken. Tien minuten via de telefoon, toen hij zelf in de gevangenis zat. ‘Dit is papa’s enige contact met de buitenwereld deze maand, mijn moeder en mijn broer en zussen kunnen hem nu niet spreken omdat ik bel.’ Wat volgt is een redelijk normaal gesprek tussen een vader en zijn zoon over hoe het gaat met pa zijn hart en wanneer zoon vrijkomt. ‘Ik hoop in oktober,’ vertelt Salvo in Siciliaans dialect. ‘Maar ik heb er niet zoveel vertrouwen in.’ Pa wijst zijn zoon er nog op dat hij op zijn moeder en kleine zusje moet passen en dan zijn de tien minuten om. ‘Ik heb zeven maanden op de stem van mijn vader moeten wachten en nu moet ik alweer leven van herinneringen.’ Salvo vindt het allemaal maar vernederend, maar, verzucht hij, ‘dit is mijn Totò Riina, dit is mijn familie.’
Een familie die gebukt gaat onder de naam Riina. Een familie die na de arrestatie van vader Totò Riina op 15 januari 1992 midden in het centrum van Palermo, terugkeert naar Corleone en daar, volgens Salvo, het slachtoffer is van pesterijen van de politie en Carabinieri. Zijn broer Giovanni en hij worden constant in de gaten gehouden, niet zonder reden zou je denken als Giovanni in 1996 wordt gearresteerd op verdenking van vier moorden en daarvoor nu levenslang uitzit, maar Salvo denkt daar ander over. ‘Het zijn de woorden van spijtoptanten als Monticciolo en Brusca die mijn broer hebben veroordeeld, niet de bewijzen van de Italiaanse justitie.’ De naam Riina doet Italiaanse rechters lichtzinnig omspringen met bewijslast is de vaste overtuiging van Salvo Riina. Ook de dag van zijn eigen arrestatie op 4 juni 2002 beschrijft hij als een circus. ‘Voor de deur staat een politieagent. Achter hem nog een heleboel. De Vicolo Scorsone was helverlicht door de zwaailichten van de politiewagens, die in een rij voor ons huis stonden.’
Terwijl de agenten van bureau Palermo het huis doorzoeken op bewijsmateriaal wordt Salvo gearresteerd.
‘Giuseppe Salvatore Riina?’, vraagt de agent.
In zijn map heeft hij een enorme zwartwit foto met mijn gezicht erop, dezelfde die ik in de kranten had gezien.
‘Dat ben ik,’ knik ik.
De agent gaat zachter praten, uit medelijden met mijn moeder.
Hij ziet dat haar handen trilden.
‘Riina, heeft u het begrepen? Ik moet u arresteren. U doet nu wat ik zeg, dan doen we het zonder al teveel show te maken.’
Salvo Riina verdwijnt uiteindelijk voor acht jaar en tien maanden achter de tralies, maar tot op de dag van vandaag moet hij zich nog regelmatig melden op het politiebureau in zijn woonplaats Padova, niet ver van Venetië. Die geconditioneerde vrijheid is de reden dat ik Salvo niet persoonlijk kan spreken en ook een telefoongesprek is uit den boze. De enige optie: een email interview. Na een avond zorgvuldig vragen formuleren (want hoe zorg je ervoor dat de ontvanger ook echt op je vragen in gaat?) druk ik op de verzendknop, hopend op een snel antwoord van de zoon van de grootste Italiaanse crimineel van de afgelopen 35 jaar.
Nog geen 24 uur later antwoord van Giuseppe Salvatore Riina. Een teleurstelling. De eerste regel is een verwijtende vraag waaruit dezelfde aan arrogantie grenzende zelfverzekerdheid spreekt: of ik het boek wel gelezen heb omdat veel van de dingen die ik vraag ook in het boek staan. Als ik in een vervolgmail uitleg dat ik geen uittreksel van het boek wil schrijven, maar graag concrete antwoorden wil op de vragen die het boek bij me oproept, blijft het stil. Salvo wenst niet meer te antwoorden.
In de rest van de mail draait hij vooral om de hete brij heen, geeft geen antwoord op vragen of zijn vader hem zijn excuses heeft aangeboden voor zijn rondreizende jeugd of waarom er geen woord vuil wordt gemaakt aan zijn vader’s slachtoffers, maar grijpt wel de gelegenheid aan om even tekeer te gaan tegen zijn criticasters. ‘Ach ik, ben gewend aan dit soort onzinnige polemiche’, schrijft Salvo in zijn mail. ‘Elke keer als ik, of een ander llid van de familie in de openbaarheid treedt dan is er altijd wel een journalist of een politicus die ons wil censureren of ons onze rechten wil ontzeggen, rechten als libertà van denken, de libertà van meningsuiting en de libertà om keuzes te maken zoals iedere Italiaan dat mag. Helaas is Italie een hypocriet land, een valse democratie. Ik houd van mijn land, maar ik moet toegeven dat libertà alleen beschreven staat in de grondwet, maar niet in het echte leven.’
Bijna zou je medelijden met hem krijgen, de jongen zit namelijk vol goede bedoelingen:
‘Ik heb dit boek geschreven om inzicht te geven in mia vita en dat van mia famiglia maar vanuit een ander standpunt, dat van zoon. Over mijn vader zijn boekenkasten volgeschreven, er is zelfs een film over hem gemaakt. Niemand heeft zich daar ooit druk over gemaakt totdat ik degene ben die een boek schrijft en een andere realtà laat zien. Misschien is het die andere waarheid die deze ‘censoren’ niet willen dat de mensen lezen? Daarbij komt dat degene die de grootste kritiek had op mijn televisieinterview, het boek absoluut niet had gelezen. Dat is het bewijs dat het om censura preventiva gaat.’
Blijkbaar was de preventieve censuur niet krachtig genoeg om Salvo te beletten het boek te publiceren. Hij had niet veel moeite een uitgever te vinden. ‘Het progetto voor het boek begint ruim vier jaar geleden. In de rijpingsproces van het boek heb ik contact gehad met zes of zeven uitgeverijen die interesse hadden mijn boek uit te geven, maar er miste elke keer iets om tot een uiteindelijke overeenkomst te komen. Bij signor Tricario van de ‘Edizionianordest’ uitgeverij was er wel die klik.’
Met deze drie antwoorden maakt Giovanni Salvatore Riina zich ervan af, het is duidelijk: Riina junior wil Riina senior niet bekritiseren en vindt het raar als andere mensen dat wel doen. Het maakt niet uit dat je als kind samen met papa Totò op de bank naar een krater in een snelweg zit te kijken en dat onderzoeksrechter Giovanni Falcone en zijn escorte door die krater verzwolgen zijn. Dat papa Totò daar onbewogen naar kijkt, maar dat je ergens wel voelt dat hij daar iets mee te maken heeft.
Papa Totò heeft je normen en waarden geleerd en daar moet je naar leven.
‘Eert uw vader en uw moeder.’ En dat doe je. Onvoorwaardelijk.